Zonnebadende rode bosmieren? Volgens Frans doen ze iets heel nuttigs

10 maart om 08:00 • Aangepast 22 maart om 02:03
nl
Boswachter Frans Kapteijns deelt wekelijks zijn kennis van de natuur op de radio. Luisteraars kunnen vragen insturen via [email protected]. Dit keer besteedt hij aandacht aan een wilde boshyacint, een schimmel (of toch niet?) en een heleboel mieren op een nest.

Iedere zondag is er ook een nieuwe aflevering van de Stuifmail-podcast. Beluister de podcast hier:

Wachten op privacy instellingen...

Zijn deze mieren van de zon aan het genieten?
Marleen Rodenburg zag in het Mastbos bij Breda een heleboel mieren. Ze vroeg zich af of die massaal aan het genieten waren van de zon. Ergens wel, is mijn reactie. Maar wat ze aan het doen zijn, is iets heel functioneels. Het nest van deze rode bosmieren is ondergronds in het vroege voorjaar nog koud. Daarbij zijn rode bosmieren insecten en insecten zijn koudbloedige dieren. In het vroege voorjaar warmen zij zich massaal op om actief te worden. Met de warmte van hun lichaam, warmen zij beneden het nest ook op. De opgewarmde dieren gaan met die warmte naar beneden, het nest in. De koudere soortgenoten nemen boven op hun nest hun plaats in en gaan op hun beurt, als ze opgewarmd zijn, ook weer naar beneden. Je kunt ze dus een lopende centrale verwarming noemen.

Bijna bloeiende boshyacinten op het gazon (foto: Martin Neggers).
Bijna bloeiende boshyacinten op het gazon (foto: Martin Neggers).

Wat groeit er op het gazon?
Bij Martin Neggers op het gazon staat een plantje bijna in bloei. Hij vermoedt een boshyacint, maar die plant heeft een ander blad. Vandaar zijn twijfel. Maar er komt inderdaad een boshyacint op zijn gazon op, maar dan de wilde variant: de wilde boshyacint. De wilde boshyacint heeft lange, lijnvormige en lichte gootvormige bladeren. Dit is goed te zien op de foto. In het midden daarvan zie je een rozet van blauwe klokvormige bloemen. De gekweekte soort heeft vaak wat lichter blauwgekleurde bloemen en wat smallere bladeren. In ons land kwam de wilde variant voornamelijk voor in de rijkere loofbossen van Zuid-Limburg. Daarnaast kwam de wilde hyacint ook als stinzenplant voor. Dit zijn planten die vaak bij kastelen, kloostertuinen en andere historische plekken stonden en vaak eeuwen geleden vanuit het zuiden zijn ingevoerd. Het woord ‘stinzenplant’ komt van het Friese woord ‘stins’, dat betekent stenen huis.

Zilveren boomkussen (foto: Astrid Klomp).
Zilveren boomkussen (foto: Astrid Klomp).

Iets wits op een boom?
Astrid Klomp zag tijdens een wandeling door Heeze en Leende een soort schimmel op een boom. Ze wil graag weten wat welke schimmel dit is. Op de foto die ze mij stuurde, zie je een wittig organisme. Bijna blinkend. Dit organisme heet zilveren boomkussen. Dit is geen schimmel, maar een myxomyceet (slijmzwam). Zilveren boomkussens behoren tot het rijk van de mycetozoa. Dit zijn kussenvormige myxomyceten. Hun vlies heeft in het begin een zilveren glans. Ze kunnen maximaal 10 centimeter lang worden. De inhoud van het zilveren boomkussen is eerst wit, later chocoladebruin. In het Nederlands vallen ze onder het rijk van de slijmzwammen, maar het zijn absoluut geen zwammen of schimmels. Het zijn eencellige diertjes.

Een Japanse zijdemot (foto; Harold Vos).
Een Japanse zijdemot (foto; Harold Vos).

Vreemde nachtvlinder in een tuincentrum
Harold Vos vond in een tuincentrum een vlinder op de grond. Hij zag dat de vlinder nog leefde. Hij stuurde mij een foto van die vlinder en dacht aan een Japanse zijdemot. Heel toevallig heb ik laatst in een boek gelezen over de wonderlijk mooie nachtvlinderfamilie en zag in dat boek ook een aantal buitenlandse soorten, waaronder de Japanse zijdemot. Ik kan dus bevestigen, dat het klopt wat Harold vermoedde. Japanse zijdemotten horen niet thuis in ons land. Ik denk dus dat deze nachtvlinder is meegekomen met planten uit bijvoorbeeld landen zoals Slovenië en Italië, want daar worden tegenwoordig steeds meer Japanse zijdemotten aangetroffen. Hun leefgebied breidt zich steeds meer uit. Ze worden ook al gevonden in Oostenrijk en Duitsland. Ze kunnen daar overleven, want de rupsen eten de bladeren van eiken, tamme kastanjes, beuken en haagbeuken. Wie weet komen ze ook ooit in ons land wonen, die prachtige Japanse zijdemotten.

De bleekbruine bekerzwam (foto: Marianne Wijten).
De bleekbruine bekerzwam (foto: Marianne Wijten).

In de Hogerwaardpolder bij Rilland, bekerzwammen gezien
Marianne Wijten vond in de Hogerwaardpolder, bij het Zeeuwse Rilland, een stel bekerzwammen. Ze vraagt zich af of die vaker voorkomen in ons land. Zo te zien op de foto heeft Marianne een stel bekers van de bleekbruine bekerzwam vastgelegd. Deze soort komt redelijk algemeen voor, van de vroege lente tot aan de herfst. Deze zwammen zijn saprofyten en groeien graag op humeuze grond. Humeuze grond ontstaat wanneer afgestorven planten- en dierresten en uitwerpselen worden afgebroken door het bodemleven. Daarop groeien graag de zwammen van de bleekbruine bekerzwam, maar je komt ze ook tegen op papier, karton, muren, brandplekken en verrot hout.

Wachten op privacy instellingen...

Een minuut natuur: rode bosmieren – Geert Naessens
De eerste zonnestralen maken de rode bosmieren wakker. Ze warmen zich met zijn allen in de zon op en brengen zo die eerste warmte met behulp van hun eigen lichaam naar hun nest. Bosmieren zijn goed georganiseerde, harde werkers en samen zijn ze tot grootse dingen in staat. In onze bossen wonen verschillende soorten, soms nauwelijks van elkaar te onderscheiden. De rode bosmier leeft in een verrassende symbiose met bladluizen, die de mieren van voedsel voorzien.

Een windepijlstaart (foto: Sjan Arts).
Een windepijlstaart (foto: Sjan Arts).

Wat is dit voor diertje?
Sjan Arts stuurde mij een foto waarop een vlinder te zien is. Ze wil graag de naam weten. Wat ze gezien heeft, is een windepijlstaart. Windepijlstaarten zijn nachtvlinders uit de familie van de pijlstaarten. Deze echte nachtvlinders zijn vrij groot. Ze kunnen een spanwijdte hebben tussen de negen tot twaalf centimeter. Bijzonder is dat windepijlstaarten over een korte afstand een snelheid van wel 100 kilometer per uur kunnen halen, maar vaak is de gemiddelde snelheid zo’n 50 kilometer per uur.

Windepijlstaartvlinders zijn in principe trekvlinders uit Zuid-Europa, maar ze worden steeds vaker in ons land aangetroffen. Wel jaarlijks in wisselende aantallen. Er zijn zelfs trekkende windepijlstaartvlinders, die soms boven zee worden waargenomen. Windepijlstaarten zijn nachtactieve vlinders, die sterk aangetrokken worden door kunstlicht. Kamperfoelie en zeepkruid zijn planten waar deze vlinders graag in de nacht op afvliegen om daar nectar op te zuigen.

Een insectenhotel (foto: Mieke Huijbregts).
Een insectenhotel (foto: Mieke Huijbregts).

Wanneer komen de eerste bijen in mijn insectenhotel?
Mieke Huijbregts stuurde mij een foto van een mooi en groot insectenhotel. Ze is benieuwd wanneer er bijen in gaan komen. Het simpele antwoord is: nu, want de lente is voor veel dieren al begonnen. De zon breekt al aardig door en er zijn al temperaturen van 15 graden gemeten. Dit betekent dat solitaire bijen op zoek gaan naar een plek om zich te nestelen en dat kan zeker een insectenhotel zijn.

Een rosse metselbij (foto: Saxifraga/Ab H. Baas).
Een rosse metselbij (foto: Saxifraga/Ab H. Baas).

De eerste bezoekers van zo’n hotel zijn de gehoornde en de rosse metselbijen. Zij gaan op zoek naar mooi buisje om meerdere eitjes in af te zetten. Dus waarschijnlijk ook in het insectenhotel van Mieke.

Een grauwe schildwants (foto: Bets Vriens).
Een grauwe schildwants (foto: Bets Vriens).

Wat kruipt er op mijn vensterbank?
Bets Vriens zag iets op haar vensterbank. Ze wil graag weten wat het is. Ze stuurde mij een foto en daarop zie je duidelijk een grauwe schildwants. Grauwe schildwantsen kunnen maximaal 16 millimeter groot worden. Ooit waren deze wantsen in Brabant zeldzaam, maar dat is niet meer zo. Je komt ze meer en meer tegen en ze klimmen tegen alles omhoog, zelfs tegen ramen. Ze zoeken in onze huizen - net zoals bladpootwantsen en lieveheersbeestjes - een geschikte plek om te overwinteren. Dit doen ze het liefst op droge en donkere plekken. Maar wees niet bang voor deze huisgasten, ze zijn zeker niet gevaarlijk.

Een levendbarende hagedis (foto: André van Drunen).
Een levendbarende hagedis (foto: André van Drunen).

Rubriek mooie foto’s
In de rubriek mooie foto's dit keer een foto die gemaakt is door André van Drunen. Hij legde op 4 maart mooi een levendbarende hagedis vast.

Natuurtip
Zaterdag 16 maart wordt van tien uur 's ochtends tot een uur 's middags een excursie met een natuurgids georganiseerd over de Stoppelbergen. Dit is een hier en daar sterk geaccidenteerd gebied. Waarschijnlijk is de naam Stoppelbergen daaraan ontleend. Zoals gebruikelijk op de schrale zandgronden zijn hier in de negentiende en twintigste eeuw plantagebossen gerealiseerd met vrij veel zeedennen. Tegenwoordig is het bos gevarieerder, er komt vrij veel natuurlijke verjonging voor. Een prachtig stuk vitale heide is in stand gebleven en wordt nu zorgvuldig beheerd door Staatsbosbeheer.

De wandeling voert langs akkers, door bossen en over het heidegebied richting Putte waar toponiemen zoals 'Galgenberg', 'Koude heide', 'Toverberg' en 'Duivelsven' getuigen van een bewogen geschiedenis. Gids Fred Severin zal je er meer over vertellen.

Meer informatie:
• Aanmelden is niet noodzakelijk.

• Vertrekplek is de parkeerplaats van Staatsbosbeheer aan de Zandvlietseweg 19a in Ossendrecht.

• Informatie vind je bij IVN Groene Zoom.

• Aan de excursie zijn geen kosten verbonden.

• De wandeling duurt 2,5 tot drie uur en is ongeveer acht kilometer lang.

• De excursie is bedoeld voor volwassenen en voor geïnteresseerde jongeren.

• Het is raadzaam stevige schoenen aan te trekken.

• Draag kleren die passen bij het weer.

• Neem in ieder geval een verrekijker mee!

App ons!

Heb je een foutje gezien of heb je een opmerking over dit artikel? Neem dan contact met ons op.

Download de app en draag het gevoel van hier altijd bij je!