Dit 120 kilometer lange kanaal is volledig met de hand gegraven
Zo'n zevenduizend mannen, vrouwen en kinderen hebben het met de hand, schop, kruiwagen en mand voor elkaar gebokst. Het eerste deel van deze waterverbinding opende in 1825 en bij het 200-jarig bestaan wordt deze zaterdag door de Stichting Weeshuisjes uitgebreid stilgestaan.
De vaarweg tussen Brabant, Limburg en Belgisch-Limburg is de verwezenlijking van een koningsdroom. En niet van zomaar een. Het is de droom van Willem I, de allereerste Nederlandse koning, die dan ook de scepter zwaait over Luxemburg en België. Hij wil de onderlinge handel tussen zijn landen aanjagen en kiest daarom voor een kanaal. Vervoer over een kanaal is in die tijd het goedkoopst en de Maas blijkt als vaarwater nogal onbetrouwbaar.
In 1818 volgt het koninklijke besluit, vier jaar later begint de aanleg waarbij 21 sluizen worden aangebracht om het hoogteverschil, dat in totaal zo'n veertig meter bedraagt, te overbruggen. Er worden arbeidsmigranten ingeschakeld. Mannen, vrouwen en kinderen (in die tijd keek men niet zo nauw en was kinderarbeid heel normaal) uit onder meer het Belgische Wallonië, Drenthe en Holland melden zich. Ze vinden onderdak in gammele, houten hutjes die langs de route zijn opgetrokken.
Blij zijn bewoners van de plekken waar de route langsgaat niet met hun komst. Net als tegenwoordig worden deze arbeidsmigranten met de nek aangekeken, zo vertelde Cees Verhagen uit Someren tijdens een lezing over het boek dat hij schreef over het kanaal. De pastoors gaan tijdens hun kerkdiensten los over 'dit wilde volk' en spreken schande van hoe zij zich gedragen. Bestuurders roepen de hulp in van de marechaussee om op sommige plekken te helpen de orde te bewaken.
Voorbeelden van hoe het misgaat, vaak onder invloed van een flinke borrel, zijn in de archieven te vinden. Op 11 juni 1825 koopt Joannes Tindemans in Gemert 39 schapen. Onderweg komt hij vier mannen tegen die hem met knuppels in elkaar rossen omdat hij weigert een exemplaar af te staan. Ze nemen een zwart schaap mee, maar dat ontsnapt.
De rovers keren terug, geven Joannes opnieuw een pak rammel en gaan ervandoor met een wit schaap. Dat vinden marchaussees terug, vastgebonden aan een paal bij een sluis van het kanaal. Al snel hebben ze de daders te pakken. Het zijn kanaalwerkers, afkomstig uit Rotterdam, Gorinchem, Den Bosch en Heusden. De dronken mannen wilden het schaap braden en oppeuzelen, zo staat in hun verklaringen.
Habbekrats
Ondanks dat het dus zo nu en dan misgaat, blijken de arbeiders noeste werkers. In slechts vier jaar tijd graven ze het kanaal, tegen vaak maar een habbekrats aan loon. Dat is ook de belangrijkste reden dat de kosten van de aanleg extreem laag zijn: slechts 4,5 miljoen gulden. Omgerekend komt dat neer op pakweg 45 miljoen euro vandaag.
De schepen die de eerste honderd jaar over het kanaal gaan, maken grotendeels gebruik van pk's. Dat moet je heel letterlijk nemen. De boten worden voortgetrokken door een paard dat moeiteloos een schip van 50.000 kilo in beweging houdt. Arme schippers vallen echter terug op het ouderwetse handwerk en spannen hun vrouw of kinderen voor hun 'wagentje'.
Stichting Weeshuisjes
De Stichting Weeshuisjes staat deze zaterdag uitgebreid stil bij het 200-jarig bestaan van de Zuid-Willemsvaart. De stichting heeft acht brugwachtershuisjes geadopteerd langs het kanaal tussen Den Bosch en Helmond en op die plekken is het de hele dag feest. Meer informatie over het programma is te vinden op hun website.
Vervlogen Verleden
Vervlogen Verleden is een wekelijkse rubriek over leuke, opmerkelijke of grappige weetjes uit het rijke Brabantse verleden. Heb je een tip, mail dan naar: [email protected].