Brabant kan Israëlisch busbedrijf niet weren van OV-aanbesteding
Al in 2013 publiceerden de Verenigde Naties een lijst met bedrijven die actief zijn in de Palestijnse gebieden die door Israël worden bezet. Het moederbedrijf van EBS staat op die lijst, omdat het buslijnen in en naar illegale nederzettingen heeft en zo profiteert van de bezetting.
Volgens meerdere mensenrechtenorganisaties dragen deze bedrijven, direct of indirect, bij aan de kolonisatie van Palestijns grondgebied. GroenLinks, PvdA, Partij voor de Dieren en Volt vinden daarom dat de provincie niets met EBS te maken moet hebben.
Uitsluiten niet mogelijk
Volgens het college van Gedeputeerde Staten is het niet mogelijk om het bedrijf op basis van de VN-lijst uit te sluiten. "Voorafgaand aan de aanbesteding stelt de provincie eisen waar de inschrijvers aan moeten voldoen", is te lezen in de reactie op de linkse partijen. "Er kunnen achteraf geen nieuwe redenen worden gegeven om een bepaalde partij uit te sluiten."
Het eventueel aanpassen van de eisenlijst, zodat een bedrijf als EBS in de toekomst niet meer mee kan doen, is mogelijk, zo schrijft het college. Daar zitten wel haken en ogen aan. "Een reden om bedrijven uit te sluiten zal een legitiem doel moeten dienen en ook te toetsen moeten zijn. Een dergelijke 'nieuwe' uitsluitingsgrond kan ook bij de rechter worden aangevochten door een partij die hier nadeel van ondervindt."
Bovendien is de vermelding van EBS en andere bedrijven op de lijst van de Verenigde Naties geen juridisch oordeel over de activiteiten van deze bedrijven. Naast EBS heeft huidige vervoerder Arriva een bod gedaan voor het vervoer in Oost-Brabant. Medio juli moet bekend worden met welk bedrijf de provincie de komende 12,5 jaar in zee gaat.