Deze vlinder komt op bezwete mensen af, Frans vertelt waarom
Ieder weekend is er ook een nieuwe aflevering van de Stuifmail-podcast. Beluister de podcast hier:
Grote vlinder tegen de glazen wand van een overkapping
Henry Perdaems zag in zijn tuin in Effen bij Breda een grote vlinder tegen de glazen wand van de overkapping. Hij vraagt zich af welke vlinder het is. Hij dacht aan een blauwe ijsvogelvlinder, maar ik denk dat het de grote weerschijnvlinder is. Zeker ook omdat hij het woord blauwe gebruikte, wat je door het tegenlicht op de foto niet kunt zien.
Wel zie ik een wit vlekkenpatroon, wat bij de grote weerschijnvlinder hoort. Volgens mij is het dan ook de grote weerschijnvlinder en niet de blauwe ijsvogelvlinder, zie de foto hierboven.
Deze laatste vlinder komt zelfs als dwaalgast zelden voor in ons land. De grote weerschijnvlinder is echter sinds de eeuwwisseling aan een opmars bezig. Deze vlinder kwam al voor in ons mooie Brabant, maar breidt zich hier en in de rest van ons land steeds meer uit dus zien mensen deze prachtige grote dagvlinder meer en meer. Vanaf eind mei tot begin augustus kun je deze prachtvlinder tegenkomen. Vooral in en bij bosjes in beekdalen, maar ook in wat oudere en vochtige loofbossen of wilgenbosjes. De vlinders leven vooral hoog in de bomen en zijn dol op honingdauw, maar ook op sap van bloedende bomen. Mannetjes van de grote weerschijnvlinder dalen wel eens af naar beneden en drinken daar in plasjes en de sappen van kadavers. Soms vliegen ze op bezwete mensen af om dat 'sap' ook op te likken.
Dode vogel op het trottoir
Vorige week besteedde ik aandacht aan een dode vogel die Ineke Lindeman vond op een trottoir. Zij vroeg zich af of het misschien een roofvogel is. De buurman dacht aan een havik. Ik dacht dat we hier te maken hadden met een jonge kievit.
Maar Rosemarie de Wit brengt mij op het idee dat het misschien weleens een jonge scholekster geweest zou kunnen zijn. Ik geef haar helemaal gelijk. Beide jonge vogels heb ik nog eens met elkaar vergeleken. Een jonge scholekster heeft meer witte/lichte poten en een jonge kievit donkere poten. Verder zijn er nog een paar kleine verschillen te zien.
Gevonden in de tent in Zuid-Limburg
J van Wijk zag in Zuid-Limburg in zijn tent iets vreemds en hij vroeg zich af wat het was. Volgens mij is dit de cocon van de nachtvlinder met de naam plakker. In die cocon zit dan natuurlijk de pop van deze nachtvlinder. Uit de pop komt later een mannelijke plakker of een vrouwelijke.
Het vrouwtje blijft vaak in de buurt van de pop en legt daar ook de eitjes. Uit die eitjes komen jonge rupsjes die zich door middel van spindraden met de wind laten meevoeren. Ze kunnen kilometers verder ergens terechtkomen. Overwinteren doen plakkers als eitjes in de cocon. Dat cocon is dan overdekt met haren uit het achterlijf van de vrouwtjes.
Een grote segrijnslak en een kleine, wat is er aan de hand?
Wilco van Genechten zag in Oirschot twee segrijnslakken, een kleine en een grote. Hij vraagt zich dan ook af of de ene een mannelijke segrijnslak is en de andere de vrouwelijke. Volgens mij zag hij één segrijnslak van normaal formaat en is de kleine een jonkie. Segrijnslakken zijn ook gewoon slakken en slakken zijn in principe hermafrodiet. Dat betekent dat segrijnslakken zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen hebben. Wat hij zag, was dus zeker geen paring maar een jonge segrijnslak die toevallig een grotere is tegengekomen. Gelukkig zijn segrijnslakken geen kannibalen, naaktslakken vaak wel, anders was die jonge segrijnslak de klos geweest. Bij paring zijn beide segrijnslakken ongeveer even groot en zitten ze gedraaid aan elkaar. Allereerst gaat dan de penis van de ene slak naar de vagina van de andere segrijnslak en wordt die slak bevrucht. Daarna draaien ze om en steekt de bevruchte slak zijn penis in de vagina van de andere slak. Zodoende vindt er een wederzijdse bevruchting plaats. Zie dit mooie filmpje van parende segrijnslakken van Ruud Lekkerkerk. Later gaan beide slakken hun vijfhonderd (!) eitjes afzetten in kleine holletjes in de bodem.
Bij mijn klein vijvertje een mannetje weidebeekjuffer gezien, klopt dat?
Elvira Rombouts heeft een tuin met daarin een heel klein vijvertje. Het verbaast haar hoeveel er in en bij dat vijvertje leeft. Er was zelfs een mooie libel op bezoek geweest. Op de werkelijk prachtige foto van Elvira zie je een libel die tot de groep van de juffers behoort. De naam is weidebeekjuffer. In dit geval een mannetje, want het vrouw ziet er groener uit, zie de bijgevoegde foto hieronde.
Weidebeekjuffers kunnen zo’n vijf centimeter groot worden en behoren tot de familie van de beekjuffers. Je vindt deze soort vooral in de buurt van stromend water van redelijke kwaliteit. Toch zie je allerlei soorten libellen weleens in tuinen. Dan zijn ze op zoek naar voedsel, want libellen zijn echte rovers en eten dierlijk materiaal. Mocht je een kleine vijver hebben, zoals Elvira, dan kunnen ze die ook gebruiken als voortplantingswater. Wellicht was het mannetje daar naar op zoek of zocht hij een vrouwtje, beide kan. Weidebeekjuffers kun je al tegenkomen in april en ze blijven actief tot september. Ze vallen ook enorm op met hun metaalglanzend blauwe lichaam en een grote donkerblauwe tot zwarte vlek, bijna de vleugels vullend. Dat zijn dan de mannetjes. De vrouwtjes vallen tussen de begroeiing nauwelijks op met hun groene metaalglanzende lichaam. Overigens vallen de mannen nog meer op door hun vlieggedrag. Dat is namelijk vlinderachtig, zo mooi.
Vogel gespot tijdens een wandeling
Yvonne Rommelaars was aan het wandelen in Moerenburg, tussen Tilburg en Oisterwijk, en zag daar een vogeltje die ze meteen vastlegde. Ze twijfelde welke vogel het is: een grasmus of toch de braamsluiper? Zelf denkt ze aan de grasmus vanwege de oranje pootjes. Ik ben het met haar eens. De pootjes van de grasmus zijn oranje en die van de braamsluiper grijs, soms bij een bepaald licht wittig. Daarnaast heeft de grasmus - en dat is het grootste verschil met de braamsluiper - een roestige oranje vleugel.
De grasmus wordt zo’n veertien centimeter groot, te vergelijken met een koolmees. In de winter leven ze in Afrika, ten zuiden van de Sahara, en in de zomertijd komen ze in ons land broeden. Ze broeden vooral in struikgewas en heggen/hagen, maar dan vaak aan de rand van akkers en weilanden. Op hun menu staan insecten, bessen en vruchten. Overigens klopt de naam grasmus niet echt bij deze vogels. Allereerst is het geen mus. Maar door zijn gelijkenis met de mus is deze naam ontstaan. Tevens leeft de grasmus niet echt in het gras. Wel vaak bij gebieden met hoge grassen en kruidachtige planten. Verder maakt de grasmus een kruipende beweging door die grassen heen, wat lijkt op het hippende lopen van mussen.
Grote weerschijnvlinder - Nature Cam
Tot voor kort was de grote weerschijnvlinder een zeldzame standvlinder in Nederland met nog slechts enkele populaties in Twente, de Achterhoek en Noord-Brabant. Sinds de eeuwwisseling breidt deze zich echter weer uit en wordt deze op steeds meer plekken gezien. Eind juni verschijnen de eerste vlinders. Ze voeden zich vooral met honingdauw en sap van bloedende bomen. Ze worden geregeld lastiggevallen door wespen en andere insecten die ook op deze zoetigheid afkomen. De dichtheid is laag: circa 0,25 tot vier exemplaren per hectare. Doorgaans wordt maar één vlinder op een vliegplaats gezien en slechts drie keer zijn er meer dan vijf vlinders op een dag gemeld. Bovenstaand filmpje is gemaakt in Duitsland.