Brabant kan in toekomst Israëlisch bedrijf uitsluiten van ov-aanbesteding
Linkse partijen en bezorgde inwoners wilden niet dat het bedrijf zou winnen, omdat EBS een dochteronderneming is van een Israëlisch bedrijf dat actief is in bezette gebieden. Uiteindelijk won Arriva de aanbesteding.
Het moederbedrijf van EBS, Egged, heeft buslijnen in en naar bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever. Op die manier profiteert het van en draagt het bij aan de kolonisatie van Palestijnse gebieden, zo vinden critici. Egged staat om die reden op een 'zwarte lijst' van de Verenigde Naties. Volgens de Nederlandse regering is de bezetting van Palestijnse gebieden door Israël in strijd met het internationaal recht.
Protest
Een bedrijf waar Brabant niks mee te maken moet hebben, vonden politici en actievoerders. Kort na de bekendmaking vroegen linkse partijen aan de gedeputeerde of en hoe het mogelijk was om EBS, hoewel de aanbesteding al liep, uit te sluiten.
De provincie ontving tegelijkertijd zo’n 400 protestbrieven met daarin de oproep om EBS niet toe te laten in het Brabantse openbaar vervoer. Ook vrijwillige buurtbuschauffeurs zeiden te stoppen als ze onder EBS zouden moeten gaan rijden, meldde De Gelderlander.
Het antwoord van de gedeputeerde was helder: dat een (moeder)onderneming actief is in bezette gebieden is geen voorwaarde om dat bedrijf uit te sluiten van de aanbesteding. EBS mocht dus gewoon meedoen. Uiteindelijk won huidige vervoerder Arriva de aanbesteding. Tegenstanders wilden weten hoe de provincie in de toekomst kan voorkomen dat opnieuw bedrijven als EBS meedoen.
Onderzoeksrapport
Deze discussie speelt niet alleen in Brabant. In de Vervoerregio Amsterdam, waar EBS actief is, werd een advocatenkantoor om juridisch advies gevraagd over het uitbreiden van de aanbestedingsregels, zodat bedrijven die betrokken zijn bij schendingen van het internationaal recht niet meer mee kunnen doen.
Uit het rapport van het advocatenkantoor blijkt, voorzichtig, dat daar ruimte voor is. Makkelijk zal zo'n uitsluiting alleen niet gaan.
Volgens de advocaten zou betrokkenheid bij het schenden van het internationaal recht 'zodanige twijfels op kunnen wekken over de integriteit van de betreffende ondernemer, dat de aanbestedende dienst [bijvoorbeeld de provincie, red.] geen opdracht wenst te verlenen'.
Kort en goed: de provincie kan bij een volgende aanbesteding de eis stellen dat een bedrijf of een verwante onderneming niet betrokken mag zijn bij schendingen van het internationaal recht. De provincie zou het uitbreiden van de voorwaarden stevig moeten onderbouwen en heel goed moeten kunnen uitleggen. De vraag is of dit vervolgens stand houdt bij de rechter. Op die vraag kan alleen de praktijk antwoord geven.