Torenspringster Else Praasterink voelt elke duik tot in haar botten
Praasterink heeft een ingetapete rechterschouder, vanwege last aan dat gewricht, en draagt uit voorzorg polsbeschermers om de klap op het water op te vangen. "Bijna iedere torenspringer heeft wel last van een blessure hier of daar", weet ze.
"Dat een sprong vanaf tien meter het water in een grote impact heeft op je lichaam is natuurlijk een inkoppertje", vertelt Guus Gilsing tegen de NOS. Hij is als fysiotherapeut werkzaam voor de Nederlandse schoonspringploeg. Schoonspringers kunnen dan ook niet onbeperkt hun sprongen vanaf de 10-metertoren oefenen. "Want iedere sprong is wel een klap voor je lichaam."
Wat ze daarom vaak doen, is de sprong in stukjes hakken, legt Gilsing uit. "Zelfs vanaf de 3-meterplank kun je al dingetjes oefenen. Dan maak je een saltootje minder, maar kun je wel elementen van je sprong trainen."
Praasterink, die vorig jaar in Parijs de olympische finale bereikte en daarin als twaalfde eindigde, traint niet alleen in het zwembad, ook krachttraining is een groot onderdeel van haar sport. Voor elke sprong van de 10-metertoren moeten flink wat traptreden beklommen worden. Maar beenspieren, die tevens belangrijk zijn bij de sprong, zijn zeker niet de enige spieren die getraind moeten worden.
"Het leuke van schoonspringen is dat je overal kracht nodig hebt. Je moet natuurlijk springen, maar ook landingen opvangen met je armen. En je hebt veel buikspieren nodig om je zo klein mogelijk te maken tijdens de sprong, zodat je kan draaien."
Naast dat een sprong van tien meter hoog een flinke impact op je lichaam heeft, brengt het de nodige spanning met zich mee bij Praasterink. Want, zo vertelt ze, vroeger had ze hoogtevrees en kreeg ze op de 3-meterplank al knikkende knieën. De eerste keer dat ze de trappen beklimt naar het platform dat hoog boven het zwembad uittorent, is inmiddels een jaar of tien geleden. De toen twaalfjarige kijkt naar beneden, de diepte in. De angst overheerst, springen durft ze aanvankelijk niet.
Ze hoort haar trainer aanmoedigingen schreeuwen en beneden staan de waterpoloërs al langs het bad, want zij willen aan hun training beginnen. Als ook de waterpoloploeg haar keihard begint aan te moedigen, kan ze eigenlijk niet meer terug. "Door die druk dacht ik: ik moet echt springen."
Een jaar na haar eerste sprong van de 10-metertoren moet ze voor het eerst een echte duik maken. "Een valduik", zoals ze dat in de schoonspringwereld noemen. "Ik heb toen de hele training op de toren gezeten. Pas na een uur durfde ik de sprong te maken."
"Het blijft wel echt spannend."
En nog steeds heeft ze wat stress als ze naar boven loopt. "Het blijft wel echt spannend. Dan denk ik toch weer: waarom doe ik hier eigenlijk drieënhalve salto vanaf? Dat is soms superfrustrerend, maar maakt het ook juist leuk. Het geeft ook elke keer adrenaline." Genieten van haar sprongen doet ze na jarenlang springen inmiddels ook. "Het wordt ook echt leuk als je met meer vertrouwen op de toren staan. Ik vind het heel erg leuk om te zweven."
Torenspringers hebben, mede vanwege de fysieke belasting, normaal gesproken geen heel lange carrières. "Mijn coach noemt mij al oud", lacht de 22-jarige Praasterink. "Dan word ik altijd een beetje boos." Tot nu toe bewijst ze haar coach het tegendeel en laten haar prestaties een stijgende lijn zien. De stress die komt kijken bij een finale springen, heeft ze inmiddels beter onder controle, vertelt ze.
Op de WK in Singapore heeft Else Praasterink als doel om hoger te eindigen dan de elfde plek. Als dat lukt, verbetert ze haar beste resultaat op een WK.