Frans waarschuwt voor de paddenstoelen die Jack vond tussen de kuipplanten
Ieder weekend is er ook een nieuwe aflevering van de Stuifmail-podcast. Beluister de podcast hier:
Na een regenbui plotseling paddenstoelen tussen de kuipplanten, wat zijn het?
Bij Jack stonden plotseling na een regenbui paddenstoelen tussen zijn kuipplanten. Hij vraagt zich af wat voor paddenstoelen dit zijn? Volgens mij zijn het kleverige knolamanieten. Die groeien in ons land vooral in loofbossen. In principe vind je deze paddenstoelen vooral vanaf het eind van de zomer en dan gedurende heel de herfstperiode.
De zwamdraden van kleverige knolamanieten hebben een samenwerkingsverband (mycorrhiza) met de beuk, de berk en de eik, en minder met bomen uit de coniferenfamilie. Net zoals bijna alle andere amanieten komen de kleverige knolamanieten uit een eivormig omhulsel tevoorschijn. De stelen van kleverige knolamanieten zijn slank met witte schubben. Op die stelen staan kegelvormige kleverige hoeden, die meestal kaal zijn. Kleverige knolamanieten staan bekend als zeer giftig. De gifstoffen in deze paddenstoelen tasten de lever aan. Dus niet eten, is het devies. Gelukkig zijn deze kleverige knolamanieten bijna niet te verwarren met soorten zoals franjeamanieten of met champignons vanwege die kleverige hoeden. Daarnaast hebben kleverige knolamanieten witte lamellen/plaatjes en champignons in het algemeen roze tot bruine lamellen.
Welke vlinder is dit?
Truus Angenent kwam een groenige vlinder tegen. Ze vraagt zich af welke soort? Volgens mij is dit een kleine zomervlinder. Deze mooie, lichte nachtvlinder is heel herkenbaar aan de geblokte franjes aan de vleugels. Kleine zomervlinders beginnen in de schemering te vliegen en drinken in de nacht nectar van wilde liguster en akkerdistel. De rupsen kun je terugvinden op berken, esdoorns, wilgen, de hazelaar en lindes, want daar eten ze van de bladeren. Heel bijzonder is dat de kleine zomervlinders overwinteren als jonge rupsen in een zelfgesponnen spinselkussentje op een twijg, een tak of een stam. Later verpoppen deze rupsen zich in de strooisellaag tussen de bladeren van diverse bomen en struiken.
Welke vlinder is geland op de witte vlinderstruik?
Elvira de Vries zag een vlinder op haar witte vlinderstruik. Ze is benieuwd welke soort dit is. Op de foto die zij stuurde, zie je een vlindersoort die thuishoort bij de nachtvlinders. Deze heeft de naam weeskind. In dit geval hebben we te doen met een karmozijnrood weeskind. Dit karmozijnrood weeskind behoort net zoals alle andere weeskinderen tot de nachtvlinderfamilie van de spinneruilen. Jonge rupsen van deze nachtvlinder kun je aantreffen op bloemen en bladknoppen van verschillende loofbomen. Vooral eiken, maar ook op diverse struiken, kruiden en grassen. Oudere rupsen zitten net zoals de jongere rupsen op dezelfde waardplanten waarop de eitjes zijn afgezet, maar zij eten vooral de bladeren van die waardplant. Overdag zie je de rupsen bijna nooit. Dan verstoppen ze zich in schorsspleten of op takken van de waardplant, maar ze kunnen ook verstopt zitten in de lage vegetatie. De naam karmozijnrood slaat op de rode kleur van de achtervleugels, die rode kleur is vergelijkbaar met de verfstof karmozijnrood.
Wat kroop op mijn hand?
Op de hand van Ernest Boussen kroop een beestje. Hij wil graag weten welk beestje het was. Op de hand van Ernst zie je de larve van de groene gaasvlieg. De gaasvliegen behoren niet tot de tweevleugeligen - zoals de huisvlieg - maar tot een andere orde, namelijk die van de netvleugeligen. Vooral de speciale bouw van hun vleugels maakt hen anders. Gaasvliegen zijn vliegende langgerekte, groene- of bruinkleurige insecten. Ze zijn heel gemakkelijk te herkennen, want ze hebben twee paar fijnmazige en vliezige vleugels met lichte aderen. Hun vleugels zijn groter dan het lichaam van het insect en in rust zijn ze opgevouwen. Ze lijken dan op een soort dakje. Groene gaasvliegen hebben een volledige gedaantewisseling. Na het eitje komt een larve, daarna een pop en dan pas het volwassen insect.
Het is wel een heel bijzondere verschijning, zo'n larve die zelfs een beetje lijkt op de larve van een lieveheersbeestje. Ze zijn vaak bruin of grijs van kleur, hebben een ovaal, langwerpig lichaam en lijken een beetje op een rups. Wat echter opvalt, zijn de twee vervaarlijk uitziende en grote robuuste sikkelvormige kaken. Hiermee pakken ze dan ook menige luis aan. Daarom zijn ze geliefd in de fruitteelt.
Er zijn zelfs gaasvliegenlarven die zich camoufleren met stukjes plant of dode luizen om zo aan de aandacht van de mieren te ontsnappen. De larven van gaasvliegen maken tegen de tijd dat ze gaan verpoppen een spinsel waarin ze gaan zitten. Dit hangt tussen de vegetatie. Meestal zijn er twee generaties groene gaasvliegen per jaar. Veel mensen zien heel vaak die tweede generatie groene gaasvliegen, want die overwinteren graag in huizen of schuurtjes.
Welke cicade is dit?
Tonny Ramaekers vond in de Peel een cicade. Hij wil graag weten welke soort dit is? Het diertje op de foto bij Tonny is er een uit de familie van de schuimcicaden. Schuimcicaden of spuugbeestjes zijn insecten die thuishoren bij de onderorde van de cicaden en de orde van de halfvleugeligen.
Tot de halfvleugeligen, ook wel snavelinsecten genoemd, behoren alle wantsen, bladluizen en cicaden. De naam halfvleugeligen slaat op het feit dat het voorste deel van de voorvleugels verhard is en het achterste deel een zacht membraan vormt. Schuimcicaden worden maximaal twee centimeter groot en hebben duidelijk herkenbare grote ogen. Daarnaast hebben ze een gedrongen lichaam, vaak saai gekleurd, maar er zijn ook soorten bij die een opvallend zwart, rood of geel vlekkenpatroon hebben.
Tonny heeft volgens mij een spuugbeestje gefotografeerd en dat is dus een van die schuimcicaden. Dit spuugbeestje, ook wel schuimbeestje of gewoon schuimcicade genoemd, is in ons land de meest algemene cicade. Het spuugbeestje - waarvan de kleur meestal bruin is tot bruingrijs, met soms lichtere vlekken op het lichaam - kun je vinden op een grote verscheidenheid aan planten. Het meest opvallend zijn de larven van dit spuugbeestje. Die larven/nimfen verstoppen zich in een massa van zelfgemaakte kleine schuimbelletjes. Dit noemen we schuimnesten. Deze schuimnesten zie je vaak op twijgen van bomen - vooral de wilg is populair - maar ook op struikgewas en grashalmen. In de volkstaal noemen we de schuimnesten koekoeksspuug, koekoeksoog of gewoon spuug. Voor de nimfen vormt dat spuug een fijn nest, het beschermt ze tegen vijanden en uitdroging.
Spuugbeestje bouwt een huis van bubbels - The New York Times
Spuugbeestjes voeden zich met het waterige sap van planten en scheiden vervolgens schuim uit om een ??beschermend fort om zich heen te creëren. Later komen ze tevoorschijn als volwassen schuimbeestjes.