Onze beste vriend gebruikten we graag als pakezel
De melkboer, groenteman, schillenboer en het petroleummannetje. Vroeger hoefden we voor hun producten vaak niet naar de winkel, want de venters kwamen gewoon aan de deur. Hun handeltje was doorgaans klein en er viel niet veel mee te verdienen. Een van de manieren om de opbrengst zo hoog mogelijk te maken, was het beperken van de kosten.
Zo'n vol bepakte wagen zelf de hele dag duwen of trekken was niet te doen. Een ezel of een paard bood uitkomst, maar deze dieren waren ook toen al behoorlijk aan de prijs. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw werd daarom vaak een Fikkie voor de karren gespannen. De beesten waren goedkoop, veel voor handen en ook nog eens makkelijk in onderhoud.
Waar paarden of ezels alleen gedijen op bepaald soort voer, vrat Woef zo'n beetje alles wat je hem voorschotelde. Etensresten, brood, groenten en slachtafval, hij trok nergens zijn neus voor op. Af en toe een flinke bak water en een stevige aai over de bol en hij ging als een malle. Zelfs het leger zette hem in, als trekdier voor mitrailleurwagens.
Je zou denken, het is zo eenvoudig als maar kan. Een wagentje volplempen met van alles en nog wat, twee Takkies ervoor en gaan met die banaan. Maar niets is minder waar. Er op de juiste manier mee omspringen was zo'n beetje een exacte wetenschap.
Een hondenkar moest licht zijn en niet te hoog, goed in evenwicht staan en zo ook geladen worden. De plank waar de 'bestuurder' op zat, bevond zich in het midden van de kar, recht boven de wielen. Wie dat niet op de juiste manier deed, kwam al snel in de problemen. Was de kar aan de achterkant te zwaar, dan dreigde de hond met zijn pootjes in de lucht te gaan zweven. En als het voertuig aan de voorkant te zwaar beladen was, dan was hij niet vooruit te branden omdat al het gewicht op zijn rug drukte.
In het begin van de vorige eeuw kwam er steeds meer verzet tegen het inzetten van honden voor deze zware klussen. In 1912 werd de Anti-Trekhonden Bond opgericht, de voorloper van wat nu de Koninklijke Hondenbescherming is. Twee jaar voor de oprichting werd de trekhondenwet aangenomen. Vanaf toen golden strenge regels voor het gebruik van de karren en dat kwam het welzijn van de dieren ten goede.
Maar voor de bond was die wetgeving niet voldoende. Ze wilden af van deze manier van transport en hun boodschap klonk steeds luider. Toch duurde het nog een halve eeuw voordat ze het eindelijk voor elkaar kregen. In 1962 werd de wet op de Dierenbescherming aangenomen en ging de hondenkar definitief in de ban. Nu zijn ze alleen nog te vinden in musea, tot grote blijdschap van alle Fikkies, Woefs en Takkies in ons land.,
Vervlogen Verleden
Vervlogen Verleden is een wekelijkse rubriek over leuke, opmerkelijke of grappige weetjes uit het rijke Brabantse verleden. Heb je een tip, mail dan naar: [email protected].
