Voordat we gingen hossen: het begin van 11-11
Sint-Maarten, ofwel Martinus van Tours, was een Romeins legerleider die later bisschop werd in Frankrijk. Zijn beroemdste daad? Het delen van zijn mantel met een bedelaar. “Dat was revolutionair in de vierde eeuw", zegt hoogleraar Paul Van Geest. “Je mantel was je status, je identiteit. In die tijd was niemand bij geboorte gelijk aan een ander. Martinus brak met die gedachte."
Hij overleed in het jaar 397 en werd op 11 november begraven. Sindsdien staat die dag symbool voor gelijkheid en barmhartigheid.
Wie kijkt naar de hossende menigte in blauwe kielen op de Parade in Den Bosch ziet misschien nog iets van de gelijkheid terug, maar tijdens het hossen en het springen is dat niet de eerste gedachte die opkomt. Toch werd dit feest van eerlijk alles delen en voor elkaar zorgen de start van het carnavalsseizoen. Wat hebben Sint-Maarten en dat feest met elkaar te maken?
"Van oogstfeest waar mensen bedelden om eten, werd dit het feest van het volk."
"De Elfde van de Elfde is het einde van het landbouwjaar", legt Van Geest uit. “De druiven waren geoogst, de voorraadschuren vol. De armen mochten op deze dag, de dag van Sint-Maarten, aankloppen bij de rijken en om voedsel bedelen. Zo konden ze genoeg verdienen om de winter door te komen."
Live-uitzending Elfde van de Elfde
De Elfde van de Elfde vier je bij Omroep Brabant! Vanaf elf uur 's ochtends doen we live verslag vanuit Oeteldonk (Den Bosch) en Knoerissenrijk (Uden). Om kwart voor acht 's avonds is Jordy Graat live vanuit Kruikenstad (Tilburg) en laat het Brabants Buske onderweg zien hoe de provincie dit unieke feest viert. Livestreams zijn te volgen via tv, web/app, Brabant+, Facebook en YouTube.
De mooiste carnavalsverhalen lees je de hele dag op omroepbrabant.nl/carnaval of in de app.
Na het grote feest brak een periode van soberheid en bezinning aan. "11 november was dus niet alleen een dag van delen met de armen, maar ook een dag van nog één keer goed eten en drinken met elkaar, voor een stillere tijd aan zou breken", zegt Van Geest.
En wie goed heeft opgelet bij een lesje carnavalsgeschiedenis, weet dat we precies dít doen rond februari: nog één keer uit ons bol voor de vastentijd aanbreekt. Het feest was nog niet zo carnavalesk als nu, zegt William Feijen uit Helmond. Hij geeft al ruim dertig jaar als ‘Professor Carnaval’ lezingen over het onderwerp. "Het was vooral een eet- en drinkfestijn."
Langzaam ontwikkelde het zich naar een feest met podia en artiesten. "Mensen maakten in de Middeleeuwen wel al muziek op 11 november. Zo speelden ze bijvoorbeeld op een lier, de voorloper van de harp."
Volgens Feijen werd er rond de Middeleeuwen twee keer per jaar gevast: vóór 11 november en na carnaval. "De vastenperiode na carnaval duurt veertig dagen. 11 november is dan weer precies veertig dagen voor 21 december, de kortste dag van het jaar en het begin van de winter. Een perfect begin voor het vieren van dit feest."
"11 november is een soort minicarnaval, met de prins als oppernar die kritiek heeft op de echte koning."
Volgens Van Geest is het dus heel logisch dat 11 november en carnaval aan elkaar verbonden zijn geraakt. "Het zijn allebei momenten van overvloed naar somberheid", zegt hij. "We kunnen immers niet altijd feesten, er is ook een tijd van stilstaan. Maar die mag best met een feestje worden ingeluid. Dat gebeurt twee keer per jaar. 11 november is eigenlijk een soort kleine carnaval.”
Nu draait het feest voor veel mensen om gezelligheid en samen een biertje drinken. Voor anderen, die de Elfde van de Elfde wat traditioneler vieren, is dit het moment om de prins bekend te maken. Ook die belangrijke traditie komt uit de Middeleeuwen, legt Van Geest uit. "De nar mocht destijds zeggen wat anderen niet durfden, hij was het symbool van de waarheid."
Tegenwoordig maken we Prins Carnaval bekend op 11-11. Hij wordt tijdens carnaval de baas in het dorp, in plaats van de burgemeester. "De prins is eigenlijk de oppernar", zegt Van Geest. "Hij neemt voor een paar dagen de macht over van de burgemeester en mag vrijuit spreken. Vaak zijn dat mensen die iets betekenen in het dorp. En in hun toespraken verwerken ze nog altijd kritiek, maatschappelijke thema’s, dingen die leven bij de mensen.”

