Na jaren van stil verdriet eindelijk erkenning voor de vader van Panoes

Gisteren om 19:30
nl
“Mijn vader zou enorm blij zijn geweest, dit raakt mij diep”, zegt Panoes Salampessy met ingehouden emotie. De vader van Panoes is een van de vijftig Molukse KNIL-militairen uit Breda die zaterdag postuum worden geëerd in het Kenniscentrum Museum Bronbeek in Arnhem. Het eerbetoon met een medaille is een belangrijke erkenning voor de Molukse militaire. Voor hun kinderen is het een teken van gerechtigheid voor het onrecht dat hun ouders is aangedaan.
Profielfoto van Erik Peeters
Geschreven door

Na heel wat omzwervingen komt Dommingoes Salampessy met zijn gezin in 1963 in de Molukse wijk de Driesprong in Breda terecht. Hij is één van de 3500 Molukse KNIL-militairen die in 1951 gedwongen werden om ‘tijdelijk’ met hun familie naar Nederland te vertrekken. Eenmaal op de boot werden ze geconfronteerd met een ongekende en onverwachte harteloosheid die hen zou traumatiseren voor de rest van hun leven: op staande voet ontslag uit het leger.

"Ze hadden fel gevochten en werden gewoonweg belazerd, het was stank voor dank.”

“Het voelde voor mijn vader en de anderen als een dolksteek in hun rug. Was dit de beloning voor hun onvoorwaardelijke loyaliteit aan de Nederlanders? Ze hadden fel gevochten en werden nu gewoonweg belazerd, het was stank voor dank”, vertelt Panoes over zijn vader.

De korporaal en wapeninstructeur werd met zijn vrouw en twee zoons in voormalig concentratiekamp Vught ondergebracht. Korte tijd later verhuisde het gezin naar het Molukkenkamp in Westkapelle, de plek waar Panoes werd geboren. Over de KNIL-periode in voormalig Nederlands Indië werd in het gezin met geen woord gesproken.

Het gezin Salampessy met Panoes op schoot van zijn vader (Dominggoes Salampessy (middelste rij, tweede van rechts) werd gearresteerd in Westkapelle (foto: privé-archief).
Het gezin Salampessy met Panoes op schoot van zijn vader (Dominggoes Salampessy (middelste rij, tweede van rechts) werd gearresteerd in Westkapelle (foto: privé-archief).

“Ze hebben als militairen moeten balanceren tussen leven en dood. Ze wilden ons daarmee niet belasten. Het was gewoonweg te pijnlijk. Of misschien was het ook schaamte omdat ze alles achter moesten laten.”

"We kregen regelmatig klappen waaruit bleek toch dat er nog een bepaalde opgekropte woede zat.”

Van frustratie en boosheid lieten Molukse KNIL militairen aan de buitenkant niks merken. Binnenshuis was dit vaak een ander verhaal. “Mijn vader was rechtvaardig, maar streng. We kregen regelmatig klappen waaruit bleek toch dat er nog een bepaalde opgekropte woede zat.”

“Helaas hebben we dit als tweede generatie onbewust overgenomen bij de opvoeding van onze kinderen. Ik kon niet praten over gevoelens en ik stond niet open voor andere meningen. De nadruk lag steeds op de leerprestaties van de kinderen. Dat is achteraf niet goed geweest”, vertelt Panoes.

Proletarisch winkelen
Voor vader Dommingoes werd de jarenlange vernedering van de Molukse gemeenschap te veel. In 1956 besloot de overheid dat de Molukkers maar voor zichzelf moesten gaan zorgen. De gaarkeuken in het kamp in Westkapelle werd gesloten en de bewoners kregen geen zakgeld meer. De Molukkers waren met stomheid geslagen omdat de overheid had beloofd voor ze te zorgen tot aan hun terugkeer naar de Molukken.

Ondanks dat de bewoners in het gelijk werden gesteld door de rechter, hielden de autoriteiten voet bij stuk. In de maanden daarna sloeg de honger in het kamp toe. De mannen voelden zich gedwongen om proletarisch te gaan winkelen in het dorp. “Stuur de rekening maar naar Juliana”, kregen de winkeliers te horen.

Het werd met keihard politiegeweld beantwoord. Agenten bestormden het kamp en losten schoten. Negen Molukkers raakten gewond, waarvan één ernstig. De vader van Panoes werd opgepakt en een aantal maanden gevangen gezet in Doetinchem.

Dominggoes Salampessy (middelste rij, tweede van rechts) werd gearresteerd in Westkapelle (foto: privé-archief).)
Dominggoes Salampessy (middelste rij, tweede van rechts) werd gearresteerd in Westkapelle (foto: privé-archief).)

De trotse KNIL-militair Dommingoes Salampessy sterft in 1965 op 44-jarige leeftijd aan de gevolgen van een bedrijfsongeval. Panoes is dan nog maar twaalf jaar oud.

"Jammer dat hij het zelf niet meer mee kan maken maar beter te laat dan nooit.”

Waardering voor zijn inzet voor het KNIL heeft zijn vader tijdens zijn leven nooit gekregen. Zaterdagmiddag ontvangt Panoes namens zijn vader het Ereteken voor Orde en Vrede. De onderscheiding werd ingesteld door koningin Wilhelmina en is bedoeld voor militairen die in dienst zijn geweest in Nederlands-Indië.

“Hij wordt nu officieel erkend als militair oorlogsveteraan. Het is het enige waar hij altijd zo naar verlangde. Jammer dat hij het zelf niet meer mee kan maken", vindt Pamoes. "Maar beter te laat dan nooit.”

Waarom de Molukkers in Nederland terechtkwamen Na de Indonesische onafhankelijkheid in 1949 werd het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger) opgeheven. Veel Molukse soldaten weigerden toe te treden tot het Indonesisch leger en steunden de onafhankelijkheid (25 april 1950) van de Republik Maluku Selatan (RMS). Nederland stond hen niet toe terug te keren naar de Molukken. In 1951 werden ruim 3500 Molukse militairen en hun gezinnen naar Nederland overgebracht, waar ze onverwacht werden gedemilitariseerd. Wat als tijdelijk verblijf werd voorgesteld, bleek permanent. De eerste generatie hoopte eerst nog terug te keren naar hun vaderland, maar dat geloof nam langzaam af. De volgende generatie Molukkers gebruikte geweld (kapingen, demonstraties) om terugkeer voor hun ouders af te dwingen, maar ook dat lukte niet. Nu is de weg van de diplomatie ingezet.

App ons!

Heb je een foutje gezien of heb je een opmerking over dit artikel? Neem dan contact met ons op.

Deel dit artikel
Download de app en draag het gevoel van hier altijd bij je!