Droge zomers slecht voor vlinders: 'Gentiaanblauwtjes verdrinken door de droogte'

21 oktober 2020 om 11:00 • Aangepast 21 oktober 2020 om 11:21
nl
"Elk beestje heeft waarde. Wie geeft ons het recht te beslissen dat een soort mag verdwijnen?" Jap Smits, groene pet, groene regenjas, staat op de Strabrechtse Heide, het stukje Brabant waarvoor hij als boswachter tientallen jaren druk is geweest. Hij praat zo bevlogen over het gentiaanblauwtje, een hier bijna verdwenen vlindersoort. Maar niet als het aan Smits ligt.
Profielfoto van Peter Pim Windhorst
Geschreven door
Peter Pim Windhorst

Drie droge zomers op een rij laten hun sporen na in de natuur. In een serie van vier verhalen onderzoekt Omroep Brabant wat dat betekent voor 'onze' dieren. Natuurmonumenten sloeg onlangs alarm. De schade aan de natuur door de klimaatverandering is onherstelbaar. Moet Brabants straks verder zonder de grote bronlibel, zonder kieviten en zonder het gentiaanblauwtje? Om er maar drie te noemen...

"Ik zag salamanders zwemmen tussen de bloemen."

"De zomer van 2016." Smits weet het nog precies. Midden in de zomer viel een enorme regenbui. "Hagelstenen zo groot als mijn hand," zegt hij. "Bomen kapot, mierennesten liepen onder, de klokjesgentianen knakten af. Ik zag salamanders zwemmen tussen de bloemen."

Het was slecht nieuws voor de toch al kleine populatie gentiaanblauwtjes op de Strabrechtse heide. Sinds die regenbui ziet Smits er veel minder dan vroeger. "De kansen voor het blauwtje op de Strabrechtse Heide waren helemaal niet slecht," zegt Chris van Swaaij van de Vlinderstichting. "Maar sinds 2016 zitten er echt nog maar heel weinig."

"Vroeger vond ik wel duizend eitjes."

Bernard Fransen uit Waalre telt sinds 2002 de eitjes van het gentiaanblauwtje. "Je telt in vakken van tien bij tien meter. Vroeger vond ik dan wel duizend eitjes. Maar het worden er alleen maar minder."

Gentiaanblauwtjes zijn een ingewikkeld verhaal. Ze leggen hun eitjes op maar één plantensoort: de klokjesgentiaan. De larven die uit de eitjes komen, laten zich vallen en worden dan opgepikt door knoopmieren. Omdat de larven een zoete stof afscheiden, nemen de mieren de larven mee naar het nest. Daar overwinteren ze als een soort koekoeksjong. In de lente vliegen ze uit. In een dag of vier moeten ze dan klokjesgentianen vinden om eieren op te leggen. Zonder die ene, speciale mierensoort en zonder de klokjesgentiaan geen gentiaanblauwtjes.

Het is die afhankelijkheid van klokjesgentianen die de vlinder gevoelig maakt voor de droogte. De natte heidevelden zijn al tientallen jaren aan het verdrogen; alleen op de natste diepgelegen plaatsen, komen de planten nog voor.

"Gentiaanblauwtjes verdrinken door de droogte."

Jap Smits wijst om zich heen over de herfstige heide. Overal staat het pijpenstrootje. Een plant die op de heide thuishoort maar ook een soort die goed tegen de droogte kan. Bij verdroging verdrijft het de andere soorten. Daar komt bij dat het pijpenstrootje goed opgewassen is tegen stikstof, het andere grote probleem in de Brabantse natuurgebieden."

Smits: "Dus alleen op de laagstgelegen stukjes hei staan nu nog geïsoleerde groepjes klokjesgentianen. En dan gaat het hard regenen. Op die lage plekjes komt het water snel omhoog. De mieren verzuipen, de klokjes verrotten en de vlinders zijn weg." Chris van Swaay: "Gentiaanblauwtjes verdrinken door de droogte, zo zeggen wij het altijd."

Slecht nieuws voor de vlinders. De klimaatverandering zorgt voor warme zomers en voor plotselinge, stevige regenbuien. Er valt misschien niet genoeg om de verdroging tegen te gaan maar wel om in één klap het leefgebied van de klokjesgentiaan onherstelbaar te beschadigen.

"In Brabant is het gewoon slecht."

Chris van Swaay: "In 1990 telde Nederland nog 130 populaties van gentiaanblauwtjes. Nu halen we net de dertig. Op de Veluwe en in Overijssel komen nog wat grotere populaties voor. In Brabant is het gewoon slecht."

Jap Smits kan het moeilijk verteren. "In 1870 was er nog 650.000 hectare natte heide in Nederland, nu is dat nog maar 43.000 hectare en die gaan door verdroging en stikstof snel achteruit. Zo'n stuk natte hei is wat mij betreft evenveel waard als de Nachtwacht, het is ons erfgoed met alle soorten die er in zitten. We zijn daarover verantwoording schuldig."

Plotseling zet hij een klein plastic potje met een rood dekseltje op tafel. Er zit iets in dat op grijsbruin zand lijkt. "Zaadjes van de klokjesgentiaan."

Met een groep vrijwilligers heeft hij de zaaddoosjes van de plant verzameld en laten drogen. "Laatst hadden we zevenhonderd gram!" Het moet een enorme klus zijn geweest; de zaadjes zijn minuscuul. "Ach, je doet het met een groep," zet Bernard Fransen. "Het is leuk, samen genieten van de natuur."

"We hebben de achteruitgang iets kunnen vertragen."

Samen met de vrijwilligers gaat Jap het veld in om te zaaien. "En dan op iets hogere plekken. Daar waar ze geen last hebben van de verdroging maar ook waar ze bij heftige regenbuien niet verzuipen." Meer klokjes leidt hopelijk weer tot meer vlinders.

Werkt het? "Ja," zegt Smits. "We moeten toch wát doen," zegt Van Swaay van de Vlinderstichting. "Op de Strabrechtse heide hadden de vlinders een kans. Nu is het 'kantje boord'. Maar zonder Smits en zijn vrijwilligers zouden ze het nog veel moeilijker hebben." Bernard Fransen is niet veel optimistischer. "Wat al dat werk heeft opgeleverd? We hebben de achteruitgang misschien iets kunnen vertragen."

App ons!

Heb je een foutje gezien of heb je een opmerking over dit artikel? Neem dan contact met ons op.